Gisteren kwam de stoel. Na 7 maanden verkeerd zitten. Eerst op een antieke houten stoel, heel fraai, met Jugendstilachtige krullen, maar met rugpijn als gevolg. Daarna probeerde ik een nepleren stoel van Ikea, een ronde, hippe, met wieltjes. Zachter in zit, maar kwalijk voor mijn dijen, want 's avonds zat er geen bloed meer in mijn voeten. Rug, nek, hoofd, alles deed zeer.
Er was me door mijn werkgever in april al een kantoorstoel toegezegd. Zo'n supersonisch, ergonomisch bakbeest dat niet in mijn kleine auto paste, dus ik bleef het ophalen uitstellen, want al werk ik op loopafstand, het leek me niet heel goed voor mijn imago als ik als een zwerver op hakken met mijn eigen meubilair over straat zou gaan zwalken.
'Zég dat dan', zei collega T. 'Ik heb een station!' 's Middags stond ze voor mijn deur. Met stoel en taart. Worteltaart. We hadden m 's ochtends allemaal digitaal bewonderd. Een zelfgemaakte compositie van laagjes van verschillende kleuren en smaken met walnoten er bovenop. Het soort taart waar ik met regelmaat van droom, waar ik afspraken voor afzeg, die ik verstop voor mijn kinderen. Maar ik was er niet, ik was bij de tandarts, en dat liep uit. Mijn dochter deed de stoel open en T. nam de taart weer mee terug. Ik begrijp dat niet. Waarom? Waarom nam ze de taart mee terug? Is het leven niet moeilijk genoeg dit jaar? Niet alleen mag ik van tante Corona nergens heen, ik ben ook nog eens zestig+ (als ik het snel zeg, lezen jullie misschien over dat plusje heen): depressie ligt op de loer. Ik heb niets om naar uit te kijken. Mijn liefdesleven ligt op zijn gat, mijn sociaal leven beperkt zich tot kind en kat en mijn intellectueel vermogen neemt door alle TikTok filmpjes zienderogen af. Dus waarom de taart mee terugnemen? De small favours die een oude dame gelukkig maken. Ik haat haar nu een beetje, collega T. Maar de stoel zit heerlijk.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten