woensdag 18 november 2020

Dag 252. Heren Doktoren

De telefoon gaat. 'Ik lees dat jullie maandagavond bij de eerste hulp waren', zegt de huisarts. 'Hoe gaat het nu?' Ik vertel dat het nog steeds in golven gaat, maar dat er toch gemiddeld genomen een voorzichtig stijgende lijn inzit. Dan vraagt hij of we ons wel voldoende gehoord voelden door hem, de laatste keer. 'Absoluut! We hebben een rotsvast vertrouwen in jou', gil ik, omdat ik echt, echt niet wil dat hij daaraan twijfelt. 'Nou, nou', lacht hij, 'dat is misschien...' 'Rotsvast', krijt ik weer. 

Hij weet op dat moment nog niet dat er een doosje met een Parker-pen zijn richting opkomt. Vorige week, toen het allemaal nog niet zo heel dramatisch was, schreef hij een briefje voor een bloedtest. Met een bijna lege Big pen, zonder dop. 'Wat een sloeberige pen', zei ik, 'dat was vroeger wel anders bij de heren doktoren'. Hij lachte. 'Niets is meer wat het vroeger was', zei hij. En voor u nu denkt dat het een steekpenning is, opdat wij langer gezond en fit zullen blijven en voorrang krijgen bij corona- en andere crises, dan zeg ik ... oké ... misschien, maar ook dat het een geintje is, een liefdevol en dankbaar geintje, dat wel. Want we gaan ver terug, de dokter en ik. Allereerst vanwege mijn hypochondrie, maar ook vanwege ons gezinsverleden en de echte gezondheidsproblemen die we her en der hebben opgedaan in de loop der jaren. En last but not least zijn we ook verbonden via mijn werk. 'Vind je het niet vervelend', vroeg hij eens, toen we gezamenlijk in een overleg zaten. Ik voelde me letterlijk en figuurlijk wel wat bloot, maar zei manmoedig: 'absoluut niet.'

Geen opmerkingen:

Een reactie posten