Met Kerst kreeg ik 'The Windsor Diaries'. Een dagboek van ene Alathea Fitzalan Howard, een meisje uit adellijke kringen dat van haar 16e tot haar 22e een dagboek bijhield over de oorlogsjaren en haar afspraakjes met de meisjes Elisabeth (Lillibeth) en Margareth Windsor. Het gaat nergens over, maar dan ook echt over helemaal niks. Eindeloze notities over eindeloze middagen vol croquet, schilderlessen, vissen, Franse lessen en high teas, tegen de achtergrond van een wereldoorlog. Maar juist omdat het nergens over gaat, is het zo rustgevend. Het staat bomvol voetnoten met verwijzingen naar dukes en ladies met ellenlange titels die ik onmiddellijk weer vergeet en ook weet ik na maanden nog steeds niet wie nou wie is, maar het is een boek dat werkt als een meditatieve sessie bij de Dalai Lama op een yogamatje. Je komt in een andere wereld terecht. Eentje waar ik, zij het dan zonder tanden, me best had thuisgevoeld, mag ik graag denken. Nu werden meisjes uit keurige kringen in die tijd volledig afgeschermd van het echte leven. Ze hadden letterlijk geen benul. De prinsesjes zagen alleen enkele meisjes uit andere hoogstaande families, kregen thuis les in gedrag van gouvernantes en in Latijn, Frans en biologie van een oude, wijze en knorrige meneer. En al heeft ze de hele wereld gezien en de wereld haar, ik denk eerlijk gezegd dat Lillibeth nog steeds niet veel mensen ziet.
De pandemie van het afgelopen jaar heeft aangetoond dat ik daar ook best redelijk bij functioneer. Weinig mensen om me heen, veel lezen, af en toe een spelletje, mijn haar laten knippen door mijn dochter, wat uit de hoogte roddelen over het plebs in de wereld en veel theeleuten. Eigenlijk ben ik dus heel adellijk. Sjiek de friemel, zou mijn moeder zaliger zeggen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten