dinsdag 14 april 2020

Dag 32. Anderhalve meter-2

Ik moest hoognodig het huisvuil wegbrengen. Afval, glas en oude kleding, keurig gescheiden. Ik reed naar het afvalstation. Daar was het alsof er een explosie had plaatsgevonden. De stoep lag bezaaid met stapels vuilniszakken. Plastic, papier, gft, glas, alles door elkaar, dreef los in een plas van een onbekende substantie die je nog het best kon vergelijken met dronkemanskots. In het midden stond een man van de gemeentereiniging. "Dit is zo asociaal", zuchtte hij. Ik keek naar de troep, mijn 2 treurige vuilniszakjes in mijn linkerhand. Tegen beter weten in hield ik mijn kaart tegen de display. Klik, zei het, maar in de klep was geen beweging te krijgen. 


"Gooi het hier maar in", zei de man, en hij hield de zijkant van de container voor me open. Ik gooide mijn zakken erin. Hij stampte ze een beetje aan. Tegelijkertijd kwamen we omhoog. Zijn ogen waren grijsgroen met bruine vlekjes. 
"Zo", zei hij. 
"Zo", zei ik. 
Toen realiseerden we ons beiden dat we nog geen 30 cm van elkaar verwijderd waren, onze hoofden dicht bij elkaar. We deinsden achteruit, alsof we oog in oog stonden met de zwarte builenpest. 
"Bedankt", riep ik. 
Ik liep terug naar mijn auto, ontsmette mijn handen en reed naar huis.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten