woensdag 20 mei 2020

Dag 68. Het nest

Voor mijn keukenraam staat een boomerang. Ik kreeg hem van mijn buurvrouw toen ik in 2017 terugkeerde naar dit huis. Nu nooit meer weggaan, zei ze.

Tot een maand terug had ik een tweepersoons logeerbed staan. Voor logees, riep ik altijd, maar die krijg ik nooit en stiekem hield ik het bed aan voor als een van mijn kinderen terug wilde of moest komen. Maar al vind ik ze jong en kwetsbaar, ze zijn een stuk zelfstandiger dan ik destijds en echt al helemaal volwassen. Met pijn in mijn hart heb ik het bed uit elkaar gehaald en weggegeven aan iemand die het harder nodig heeft dan ik. Het matras heb ik gehouden en ligt op zolder. Voor logees.

"Ik hoor je slecht, waar zit je?, vraag ik mijn zoon. "Ik zit in het trappenhuis", antwoordt hij. "Ze is aan het studeren". Af en toe zoekt hij de eenzaamheid op, in zijn uppie, want wij zijn zo in onze familie, social distancing zit in ons bloed. Ik zie hem niet regelmatig, mijn zoon, althans, niet zo vaak als ik zou willen, maar hij belt trouw. We praten wat over de babykamer, want de Agapornissen, of 'the kips' zoals zijn vriendin ze noemt, zijn vader en moeder geworden.

De moeder is eigenlijk van mij. Maar omdat ze zo ongezeggelijk was zou ze een paar weekjes bij mijn zoon gaan logeren, hij zou het er wel uit krijgen. Weken werden maanden, want Aga's worden niet voor niets Lovebirds genoemd, en op een gegeven moment werd het te wreed om ze nog te scheiden. Nu is er een nest, in een oude speaker. De moeder bewaakt het als een driekoppige helhond. Die komt niet meer terug, zeiden mijn zoon en ik laatst tegen elkaar. 

"Love joe, mam", zegt mijn zoon voor hij ophangt. "Love joe toe", zeg ik terug. Je hoeft niet bij elkaar te zijn als je van elkaar houdt, maar het maakt het wel een stuk makkelijker.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten