maandag 8 juni 2020

Dag 87. Stylish

Op de parkeerplaats van de Karwei stond een collega bij haar auto, op het punt om in te stappen. Ik riep. "Dit is de 2e keer dat ik je vandaag zie", zei ik. "Vanochtend bij de stort en nu hier." Ze zag er goed uit. Ik zag er belachelijk uit. "Ik moet rails hebben, mijn gordijnen zijn binnen", zei ik. We praatten wat over werk, en over mijn blog. Dat het een tikkie obsessief was zag zij ook wel, maar, zei ze, ik mocht pas stoppen op de dag dat er een vaccin in mijn armen werd gezet. Dat vond ik een mooi streven, al zou mijn hoofd en pen op den duur natuurlijk helemaal leeg raken.

Die middag zette ik de spullen klaar. Trap, boor, pluggen, schroeven. Met een potlood en een meetlat markeerde ik de punten voor de schroeven. De oude gordijnen, of eigenlijk de sierstroken die nergens op sloegen en door de vorige bewoners waren opgehangen en vol zaten met gaatjes van kattennagels, haalde ik weg. Ook de staalkabel waaraan ze hadden gehangen. En een dodelijke tweekoppige donkerbruine spin die waarschijnlijk net voor zijn onfortuinlijke dood 43 kindertjes had gelegd in mijn onderbroekenlade. Toen had ik geen zin meer. Morgen zou mijn zoon komen. 

Mijn zoon heeft een wonderlijk tijdschema. Als hij zegt morgen te komen, heb je geen idee hoe laat dat zal zijn. Zeker niet voor twaalven, maar eigenlijk ook zelden voor drieën. Over een kwartier, appte hij om 4 uur. Om 5 uur hoorde ik de sleutel. In de afgelopen 27 jaar heb ik geleerd hem niet te pushen. Het duurt even, maar als hij eenmaal bezig is, maakt hij het af en ik niet.

Het was fijn om weer eens samen met hem te klussen. Ik had een mondkapje voorgedaan. Dat sloeg natuurlijk nergens op, zo'n dun lapje blauw papier, en het had eigenlijk bij hem gemoeten, maar het leek me toch wel gepast. Ergens. Mijn bril besloeg, ik dacht aan een Facebookie die had gezegd dat je je bril eroverheen moet plaatsen. Dat deed ik, maar als ik ook maar een beetje naar beneden keek, naar schroefjes en plugjes bijvoorbeeld, dan kwam de rand van het masker tegen mijn onderste oogleden. En dan die warme adem. Hoe vreselijk moet het zijn om dag in dag uit op de ic te staan in je volle oorlogstenue. Daarmee vergeleken was dit wc-papiertje met oor-elastiekje niets.

Om half 7 was het klaar. Mijn gordijnen hingen. Mijn kamer leek drie keer zo groot en drie keer zo chic. Veel te stylish, riep broer A. Ik mis een beetje rood, riep broer J. En pluche, voegde broer W toe. De misbaksels.
Ik stuurde een foto naar P. Met het verhaal van de broers. Mooi, zei hij gauw.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten