De bel gaat. Voor me staat een buurmeisje. Ze heeft het uiterlijk van een 14-jarige, maar ik weet dat ze inmiddels op het MBO zit, dus dat kan niet juist zijn. Ze kijkt me nerveus aan. Haar cat-eye make-up past bij haar nep oorpiercing. 'Ik wil graag even overleggen over jullie kat', zegt ze vormelijk. Ze heeft een heel verhaal ingestudeerd, maar na één zin weet ik het al. Mowgli stout, Mowgli gemeen. Hun kat is het slachtoffer van Mowgli's geplande en gerichte aanvalstechniek, hij komt zelfs naar binnen om hun arme Lizzy een pak slaag te geven. Dat komt omdat jullie hem voorheen altijd naar binnen lokten, wil ik zeggen, maar ik slik het in, ze zit er oprecht mee. 'Lizzy heeft wondjes aan haar pootjes', zegt ze. 'Kunnen we de katten niet om en om naar buiten laten, dat we elkaar dan appen? Dan kunnen we ook elkaars verzekering aanspreken voor de kosten als er wat gebeurt', zegt ze, dit laatste komt natuurlijk uit de koker van pa die naast zijn AOW nog enkele bijbaantjes heeft (moet je maar geen vrouw huwen die net zo oud is als je oudste dochter uit je eerdere huwelijk). 'Een paar maanden geleden had Mowgli door zo'n knokpartijtje een slagaderlijke bloeding in zijn nek waarvoor we naar de dierenarts moesten, 298 euro', zeg ik. Daar schrikt ze van. 'Katten vechten, dat is nu eenmaal zo', zeg ik. 'Maak je maar geen zorgen, ze redden zich wel.'
Appcontact om het wandelrooster van onze katten te bepalen. Het moet niet gekker worden. Alsof dat werkt, alsof ik niks anders te doen heb. In onze vorige straat was Mowgli volgens een licht hysterische hippievrouw verantwoordelijk voor het doden en opeten van haar kippen. Jawel, Mowgli, 3 kilo licht en met het formaat van een anorectische Katinka uit de polder, een hele kip doodbijten én opeten! Terwijl we aan de dijk woonden met een bevolking van bosuilen, muskusratten en boommarters. Maar daar viel niks te halen, nee, laten we die alleenstaande troel van nr 19 de schuld geven.
Ik praat vaak slecht over de ex, en niet zonder reden, maar nooit, helemaal nooit had ik buren met gezeik of beschuldigingen aan de deur. Nooit briefjes onder mijn ruitenwissers, geen dealertjes van 13 op de stoep, geen geblow onder mijn slaapkamerraam, geen intimidatie door psychiatrische oude van dagen, niks. Iedereen was altijd als de dood voor zijn verschijning (hij deed toen nog aan krachtsport) en zijn bloedchagrijnige kop. Die enge "Surinamer" van ginds op de hoek. 'Ik zal mijn man even roepen', is de enige zin die ik nog wel eens mis.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten