maandag 24 augustus 2020

Dag 164. De klamboe

In het jaar 2005, de eerste keer dat ik 'm smeerde, huurde ik een huis met van die Franse rolluiken voor de ramen. Er hing een bijna mediterraanse sfeer in die kleine slaapkamer, waar net een bed en een kledingkast in pasten. Over mijn bed hing een crèmekleurige klamboe die ik zelf op een vroege zondagavond had opgehangen en waarbij ik met de boor nog 'en passant' een kabel had geraakt. Het zachte licht dat door de gaatjes in de luiken gluurde, gefilterd door de klamboe, en het 3-jarige kind dat naast me lag te slapen, haar duim half uit haar mond gezakt, maakte dat ik me Frans, moedig en sterk voelde, als een personage uit een roman van Colette. In het kamertje naast me sliep mijn oudste dochter met haar ratjes en boven me, via een vlizotrap, speelde mijn zoon nachtenlang zijn games. Het was een lange, hete zomer. Ik draaide alle dagen Klezmer als ik blij en uitgelaten was en Maria Mena als ik dat niet was. Ik hoor nog het flipflappen van mijn slippers over de hete stoeptegels in de stille avond, als ik onze jonge hond uitliet. Een laatste intermezzo voor de grande finale. 

Het lukt steeds minder goed om weer terug te veren als het leven tegenzit. In plaats van de rug te strekken, een paar keer diep in te ademen, voorwaarts mars, voel je je lamgeslagen door het déjà vu gevoel dat zich aan je opdringt. Met corona als de beul die elke verwachting met een botte bijl elimineert. Soms valt er niks te lachen, zelfs niet als je erg je best doet.

Misschien moet ik een hond. Een kleinkind. Nieuw leven.
Of gewoon weer een klamboe.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten