Halverwege mijn oude traject vond ik het tijd om even te gaan zitten hijgen op een bankje. 'Jij beleeft tenminste nog wat', zei een Facebookvriend toen ik hem een foto stuurde van het lege zakje wiet aan mijn voeten. Na weer een kwartier zeeg ik neer op een 2e bankje. Ik keek uit over een vijver. Boven het wateroppervlak trilden miljoenen stofjes in de warme lucht, libellen scheerden er rakelings doorheen, als kleine F16's in een stomme film. Ik keek naar de treurwilg die me het zicht op de dure huizen erachter ontnam. Ineens wist ik het. Ik was helemaal niks niet depressief, ik kwam gewoon niet meer buiten! Daar, waar de wereld is. Ik voelde me nu, na een krap uurtje en 3 vluchtige ontmoetingen met vriendelijke dorpsgenoten, al veel beter dan in de weken ervoor. Ik was in de wurgende greep van mijn werkkamer een toeschouwer geworden van mijn eigen leven en door die stilstand kon ik niet anders doen dan terugkijken. Alles was herinnering geworden. Alles was gemis. Mijn vader, mijn moeder, mijn gezinsleven, mijn geliefde, alles was weg, dood, óp. En al die tijd lag de oplossing aan mijn voeten, ik moest naar buiten, ik moest bewegen! Het leven moet door, hoe confronterend dat ook wordt na een bepaalde leeftijd.
Een uur later deed ik de koelkast open. In de groentelade lag een zak vergeten appels. Ik had sinds mijn scheiding geen appeltaart meer gebakken, bedacht ik me. De gezonde plannen schoof ik net zo makkelijk weer opzij als ik ze had opgepakt. Morgen. Mañana. Tenslotte weten de Spanjaarden hoe het leven geleefd moet worden. Na een uur was de taart klaar, kwam mijn zoon de nieuwe motor en de wereldpolitiek bespreken, liep ik tussendoor nog even schreeuwend achter die rotkat van me aan die weer een vogeltje te pakken had, en zei de GGD dat S en ik geen corona hadden. Alles was goed.
Vandaag at ik de rest van de taart als ontbijt, zag de zon alleen door het raam van mijn werkkamer en waar mijn gympen zijn is me even ontschoten.
Mañana, mensen. Mañana.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten