Ik was er 10 jaar geleden voor het laatst, met mijn gezin. Ik vond het belangrijk dat mijn kinderen Parijs zagen zoals ik het me herinnerde. Maar het was er stampvol en het regende. Bussen reden af en aan, vol met Aziaten met mondkapjes op (inmiddels allemaal dood natuurlijk, door de CO2 vergiftiging die ze daardoor massaal opliepen), bedelende zigeuners met ontbrekende lichaamsdelen en afgesneden tongen klampten zich aan je vast, Afrikanen probeerden je op agressieve wijze hun koopwaar in de maag te splitsen, en tussen dit alles door probeerden enkele chagrijnige Fransen hun brood te verdienen. In de berm van de periferique stond het gras vol met tentjes en provisorisch in elkaar geflanste hutjes van zwervers en illegalen en onder een viaduct lag midden op de weg zomaar een vuil matras dat we maar ternauwernood konden ontwijken. De stad was druk, nat en vies. Waar was mijn Parijs? Het Parijs uit 1979? En uit 1981, 1984 en 1987? Het Parijs van Emily?
We waren 19, mijn vriendje en ik, toen we er samen in een ouderwetse boemeltrein naartoe gingen. De reis duurde 7 uur en toen we eindelijk aankwamen, moesten we 10 trappen op naar een kamertje zonder badkamer op de allerhoogste verdieping van een louche 2-sterrenhotelletje in Pigalle. Het was één groot, heerlijk cliché: we waren jong, verliefd, het kamertje had een Frans balkon en een roze kamerscherm en we vreeën de sterren van de hemel.
Het was lente, Parijs was prachtig en vooral heel erg Frans. We deden alles met de metro, behalve die ene keer toen we na het uitgaan onze straat niet meer konden vinden en we een taxi naar ons hotel namen. Die ons stomverbaasd een straat verder afzette. We gaven veel te veel geld uit in Lafayette, dwaalden uren door t Louvre (wat was de Mona Lisa klein), kwamen en passant Herman Brood nog tegen en keken in les Tuileries hoe Franse jongetjes in hun loden jachtgroene manteltjes hun bootjes in het water lieten varen, terwijl de nannies op de gietijzeren stoeltjes aan de rand hun sigaretjes rookten. Nooit zag ik Parijs mooier dan toen. Natuurlijk stond er een Beaujolais van 34 gulden op de rekening in het restaurant, terwijl we in ons beste schoolfrans echt luid en duidelijk om een vin de table hadden gevraagd. Natuurlijk waren de drankjes in het megahippe danspaleis zo duur dat we in de wc af en toe een slok water gingen halen. En natuurlijk gaf de douche (op de gang) alleen maar een koud miezerig straaltje. Maar dat hoort erbij, de wereld is niet van fondant en marsepein gemaakt, dat wist ik toen al, en ook toen kon je als jong meisje niet ongestoord joggen langs de Seine, gekleed in minder dan niks.
Enfin, Emily kan dat allemaal wel. Ze is hip en dun en Amerikaans en vooral heel assertief en politiek correct en constant met haar telefoon in de weer. Kortom, ze is strontvervelend. En natuurlijk gaat ze die ene veel te perfecte jongen krijgen.
De serie is niet bedoeld voor overrijpe meisjes van 60, ik weet het, ik denk zelfs dat je als 20-plusser dit allemaal al niet meer kunt verdragen. Mijn dochter van 18, dat is de doelgroep. Maar zij haalt haar neus ervoor op en zapt naar de docu "Wit is ook een kleur". Wat niet zo is, maar dat terzij.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten