woensdag 4 november 2020

Dag 236. Ghost

Toen mijn ex en ik in 2005 uit elkaar gingen, raakte hij bevriend met een wondermooie dame. Of eigenlijk was ze niet zo mooi, ze had een beetje een frommelig mondje met de aanzet van een snorretje, maar als een vrouw blond is en superslank en Chanelachtige pakjes draagt met torenhoge pumps, en ook nog zo af en toe een elegant sigaretje opsteekt, dan heet ze knap, zo zit de wereld in elkaar. Ze was aardig en toen de ex en ik weer herenigd waren leek ze oprecht blij voor hem. Ik, intussen, was stikjaloers. Als je net weer bij elkaar bent, na een heftige tijd vol narigheid, dan helpt zo'n toegevoegde blonde, slankere, jongere vrouw je fragiele relatie niet, al is het nog honderd keer platonisch. Maar ik was een grote meid, vond ik, dus ik slikte mijn kleinzieligheid moedig in en voort ging ik. Manlief pakte alras zijn oude gewoontes weer op, want een 2e poging werkt maar zelden, zei mijn broer en hij kreeg gelijk. Op zijn werkkamer vond ik een kerstkaart (ik was heus niet aan het zoeken) die hij los van de familiebulk aan haar ging versturen. 'Whatever you do, don't change', met xxx en ooo erachter. What the fuck?! Maar dat zeiden we toen nog niet. In zijn zak vond ik (zomaar, weer niet zoekende) een bonnetje van een etentje, met haar, ja. 'Ik ga toch niet een vriendschap van 2 jaar opgeven omdat jij dat wil', schreeuwde hij. 'Nee, want dat is veel belangrijker dan een relatie van 20 jaar', schreeuwde ik terug. Een gezellige boel dus. 

Twee jaar terug ontmoette ik een man, via Tinder, mijn huisleverancier. Een doorsnee man was het niet. Catweazle, zei mijn buurvrouw, ouwe hippie, zei een ander. Maar doorsnee is saai en zij zagen niet wat ik zag, dat hij de liefste ogen had die ik in jaren had gezien, al deed één ervan het maar half. Het klikte geweldig, even langskomen werd algauw 7 uur lang praten, muziek luisteren, eten, en drinken natuurlijk, veel drinken. 'Oh, is hij er weer', zei S dan. We praatten elke dag, 365 dagen per jaar, 2 jaar lang. Over muziek, boeken, familie, exen, auto's, keukenkastjes, vijanden, vreugde en ergernissen. Als er iets gebeurde in mijn leven was hij de eerste die het hoorde, ook tijdens mijn kortstondige liaison met een barman uit Amsterdam. Hij gaf me het vertrouwen in mezelf en in de mensheid (lees mannen) terug. Alleen, tja, meer werd het niet, al heb ik het heus geprobeerd. 'Ik kan je niet meer bieden dan dit', zei ik herhaaldelijk, want ik voelde me schuldig. 'Ik ben een grote jongen', zei hij dan. En voort gingen we.

Tot hij op een dag in de coronazomer van 2020 mijn huis uitliep en niet meer terugkwam. Whatsapp zweeg. Geen instemmende duimpjes meer op Facebook of Instagram. Hij is dood, bedacht ik, want zo'n oud menneke met een hartkwaal, het kan maar zo en dan is het niet gepast om beledigd te zitten wezen. Of ik zag hem liggen op zijn keukenvloer, ter aarde gestort, roepend in de ruimte en niemand die zich om hem bekommerde (ik heb een levendige fantasie). Ik appte, belde, mailde onafgebroken, want dit was niet het type man dat me zomaar liet zitten, wist ik. Maar het bleef oorverdovend stil.

Na enkele weken lang aandringen kreeg ik een vaag bericht. Zo was hij af en toe, zei hij. Ik probeerde het nog te begrijpen, maar er veranderde niets, hij bleef zo, en op wat kleine berichtjes en beloftes na (want ik kan een enorme pitbull zijn), werd af en toe altijd.

Ik wist niet dat je kon rouwen om het verlies van een vriend. We gaan de 4e maand in sinds zijn laatste bezoek en nog steeds grijp ik naar mijn telefoon als ik iets kwijt wil. Het is vooral het waarom dat me dwars zit. Ik wend me tot mijn dochter, die soms meer wijsheid in haar ene teen heeft dan ik in mijn 61-jarige oude lijf.

'Een echte vriend laat je toch niet zomaar vallen', zeg ik. 'Zoiets kan toch niet?'
'Jawel hoor, je wordt geghost.'
'Gewat?'
'Geghost, doodgezwegen, afgevoerd. Dan willen ze geen gedoe, geen drama.'
'Is dat niet een beetje laf?'
'Duh.'

Toch niet zo'n grote jongen dus.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten