Twee jaar terug ontmoette ik een man, via Tinder, mijn huisleverancier. Een doorsnee man was het niet. Catweazle, zei mijn buurvrouw, ouwe hippie, zei een ander. Maar doorsnee is saai en zij zagen niet wat ik zag, dat hij de liefste ogen had die ik in jaren had gezien, al deed één ervan het maar half. Het klikte geweldig, even langskomen werd algauw 7 uur lang praten, muziek luisteren, eten, en drinken natuurlijk, veel drinken. 'Oh, is hij er weer', zei S dan. We praatten elke dag, 365 dagen per jaar, 2 jaar lang. Over muziek, boeken, familie, exen, auto's, keukenkastjes, vijanden, vreugde en ergernissen. Als er iets gebeurde in mijn leven was hij de eerste die het hoorde, ook tijdens mijn kortstondige liaison met een barman uit Amsterdam. Hij gaf me het vertrouwen in mezelf en in de mensheid (lees mannen) terug. Alleen, tja, meer werd het niet, al heb ik het heus geprobeerd. 'Ik kan je niet meer bieden dan dit', zei ik herhaaldelijk, want ik voelde me schuldig. 'Ik ben een grote jongen', zei hij dan. En voort gingen we.
Tot hij op een dag in de coronazomer van 2020 mijn huis uitliep en niet meer terugkwam. Whatsapp zweeg. Geen instemmende duimpjes meer op Facebook of Instagram. Hij is dood, bedacht ik, want zo'n oud menneke met een hartkwaal, het kan maar zo en dan is het niet gepast om beledigd te zitten wezen. Of ik zag hem liggen op zijn keukenvloer, ter aarde gestort, roepend in de ruimte en niemand die zich om hem bekommerde (ik heb een levendige fantasie). Ik appte, belde, mailde onafgebroken, want dit was niet het type man dat me zomaar liet zitten, wist ik. Maar het bleef oorverdovend stil.
Na enkele weken lang aandringen kreeg ik een vaag bericht. Zo was hij af en toe, zei hij. Ik probeerde het nog te begrijpen, maar er veranderde niets, hij bleef zo, en op wat kleine berichtjes en beloftes na (want ik kan een enorme pitbull zijn), werd af en toe altijd.
Ik wist niet dat je kon rouwen om het verlies van een vriend. We gaan de 4e maand in sinds zijn laatste bezoek en nog steeds grijp ik naar mijn telefoon als ik iets kwijt wil. Het is vooral het waarom dat me dwars zit. Ik wend me tot mijn dochter, die soms meer wijsheid in haar ene teen heeft dan ik in mijn 61-jarige oude lijf.
'Een echte vriend laat je toch niet zomaar vallen', zeg ik. 'Zoiets kan toch niet?'
'Jawel hoor, je wordt geghost.'
'Gewat?'
'Geghost, doodgezwegen, afgevoerd. Dan willen ze geen gedoe, geen drama.'
'Is dat niet een beetje laf?'
'Duh.'
Toch niet zo'n grote jongen dus.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten