vrijdag 6 november 2020

Dag 238. Dream a little dream of me

Ik slaap al nachtenlang slecht. Om 8 uur 's avonds zit ik doodmoe op de bank en als ik niet oplet, val ik zo in slaap. Maar ik wil de leeftijd nog niet hebben om dutjes te doen, al kan ik me herinneren dat mijn ouders dit al lang en breed deden toen ze mijn leeftijd hadden. Not me! Ik ben jong en hip. Ik verf mijn haar, draag hoge hakken, doe TikTok, zeg vieze woorden en zing mee met Drake. Bovendien is onze bank te klein om lekker op te kunnen liggen. Dus ik kijk plichtmatig enkele programma's die andere grote mensen ook kijken en wacht tot ik naar bed mag. Eenmaal in bed word ik geconfronteerd met verleidingen, mijn telefoon natuurlijk, maar ook bergen boeken, tijdschriften, restjes zaterdagkrant en puzzels, allemaal op de plek waar vroeger een man lag. De kat kruipt in mijn knieholten en ik ben tevreden. Dan ga ik slapen. Ik slik wat pilletjes tegen allerlei kwalen, dat doen grote mensen ook vaak, knip het licht uit en val in slaap.  

So far so good. Maar ergens tussen 3 en 5 word ik wakker. Dat is een traag proces. Niet een overeind schieten, zoals in films of bij mijn collega van Vluchtelingenwerk die tijdens ons jaarlijks uitje midden in de nacht ineens rechtovereind schoot. Mijn hart stond 5 tellen stil van schrik, terwijl ze me nog zo gewaarschuwd had voor haar apneu. Nee, ik word langzaam wakker. Met een droom die eerst nog werkelijkheid is. Of eigenlijk, een nachtmerrie. Ik zie heel duidelijk het zwembad, ik ben in het zwembad, niks aan de hand, tot er ineens allemaal zwarte gaten zijn waar mensen in verdwijnen. De man waarmee ik zwem, hij heeft een roodgeruite flanel blouse aan, wordt neergeschoten, er is zoveel bloed, het golft uit zijn borst, uit zijn mond, zijn oogkassen... en dan, dan word ik wakker. Maar niet echt. Ik word wakker in mijn droom. Ik kijk rond, het is donker, ik herken de kamer niet. Ik wil bewegen maar dan merk ik dat ik word vastgehouden door een man zonder gezicht. Ik wil schreeuwen, maar het lukt niet. Dan komt er een rasperig geluid uit mijn keel en ik roep, krachteloos, 'Mamááá..'

Ik doe mijn ogen open. Knip het licht aan en kijk om me heen. Gebloemde stoel. Beer Kobus van vroeger. Toilettafel. De kat. Het is er allemaal. Dat was vreemd, denk ik, ik heb in geen jaren meer om mijn moeder geroepen. Ik pak een boek om de angst te verdrijven. Als ik weer in slaap val is het 6 uur.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten