zaterdag 19 december 2020

Dag 283. Zaterdagsoep

Dit moet welhaast de donkerste dag van het jaar zijn, denk ik als ik naar buiten kijk. Het is half 3 's middags maar het lijkt half 6. Lekker schemeren, zei mijn vader altijd. Ik denk veel aan hem in deze afgezonderde dagen. Hij had deze hele lockdown in zijn latere jaren waarschijnlijk niet eens opgemerkt, net zoals alle politieke gebeurtenissen aan hem voorbij gingen. Ik zie hem nog zitten, haarscherp, alsof het gisteren was. Altijd in het midden van de bank, een beetje voorovergebogen, een borrel voor zijn neus en met de fles ernaast. Af en toe zong hij iets, een zangoefening, miii, miii, maar meestal zweeg hij. Op de achtergrond klonk het zacht ploffende geluid van het deksel van de zaterdagse pan soep, de hond ademde zwaar en ritmisch mee op zijn vaste plekje onder de bank. Geen TV, geen radio, hooguit wat geluiden van mijn jongste broer op de 2e verdieping.

Dan kwam mijn moeder de kamer binnen. Ze bracht een vlaag van kou en leven mee. Vanonder de bank klonk gepiep en het kwispelen van de staart tegen de zitting.
'Wat is het hier donker!', riep ze. Klik, klak, alle lampen aan. Na een snelle blik op mijn vader pakte ze de fles op en zette 'm weg. En terwijl mijn vader somber, zelf noemde hij het melancholiek, voor zich uit bleef staren, ging mijn moeder in de keuken lawaaiig aan de slag met potten en pannen.

Hoe ik dit alles weet? Ik zat op het hoekje van de andere bank, dicht bij het raam om de laatste stralen daglicht te vangen zodat ik kon lezen. 'Veel te donker hier', mompelde ik af en toe. Maar ik liet mijn vader schemeren.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten