Toen ik een jaar of 9 was, kregen we een nieuwe kat. Hij was 's avonds laat met mijn ouders meegelopen door het dikke pak sneeuw in onze autoluwe straat in Geuzenveld, toen zij van een bezoek bij de buren van drie huizen verder terugkwamen. Eigenlijk wilde mijn vader geen huisdieren meer nadat hij net onze eigen theemuts had laten inslapen (vermoord!), omdat mijn moeder het niet verantwoord had gevonden, zo'n kat met eczeem en een baby op komst. Maar de kat bibberde als een meisje met zwavelstokjes en mijn vader sprak wel kloeke woorden, maar had een gevoelig hart. Het was een wilde kater, onze Pukkie, en zijn naam paste dan ook helemaal niet bij hem. Waarschijnlijk had hij al langer op straat geleefd en had slechts door kou gedreven de mensenwereld opgezocht.
Toen we een jaar later verhuisden naar Slotermeer, wilde Pukkie niet mee. Mijn goeiige vader ging hem tot drie keer toe halen als hij weer in onze oude buurt was gesignaleerd. Tot hij terugkwam met een overhemd vol winkelhaken. 'De maat is vol', zei hij en dat was dat. Pukkie heeft nog jarenlang in onze oude buurt gewoond en werd een soort buurtkat die door iedereen gevoerd werd tot hij een vet varken was.
Ik warm mijn zelfgemaakte pompoensoep van gisteren op, neem er een stuk boerenbrood bij. De eerste kinderen zijn al buiten en schrapen vol jeugdig enthousiasme het beetje sneeuw van de stoep. 'Ik ga naar Sem', zegt S. 'Skeeleren!'
Ik warm mijn zelfgemaakte pompoensoep van gisteren op, neem er een stuk boerenbrood bij. De eerste kinderen zijn al buiten en schrapen vol jeugdig enthousiasme het beetje sneeuw van de stoep. 'Ik ga naar Sem', zegt S. 'Skeeleren!'
'Maar de sneeuw ..', roep ik.
'Loos alarm', roept ze.
Ik kijk naar buiten. Ja, loos alarm.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten