Vanochtend vroeg reed ik naar de Teststraat, voor de derde keer in 10 maanden. Op het terrein stonden jongens met gele hesjes aan het verkeer te regelen. Parkeren, seinden ze. In de oude rijtuigenloods zag ik een rij mensen te voet naar binnen schuifelen, de autorij was leeg, het rolluik naar beneden.
'Sinds wanneer is dit', vroeg ik aan de jongens terwijl ik mijn mondkapje voordeed.
'Sinds vandaag', antwoordde de langste. 'Waarom?'
'Er zijn nu hokjes gebouwd, op deze manier hebben we meer capaciteit.'
'Oh', riep ik terwijl ik snel een damesdrafje inzette, want op dat moment kwam er een Volvo aan met zo te zien heel Stoutenburg op de achterbank.
Er was inderdaad meer capaciteit en het ging gestroomlijnd. Iedereen hield keurig afstand, niemand zei iets, er viel niks te kletsen, niks te lachen. Zieke mensen, dacht ik. Allemaal zieke mensen. Achter mij stond een hevig hoestende vrouw, ze vloekte tussendoor. Kut, zei ze, meerdere keren.
'Hokje 6', wees een mediterraans type met koolzwarte ogen boven haar mondkapje me. In hokje 6 moest ik plaatsnemen op een hoge barstoel. In de kroeg hijs ik mijn 1 meter 63 met behulp van de bar omhoog, maar dat wilde ik nu vermijden. Zonder handen, zonder tanden, schoot door mijn hoofd, maar na enig puffen en steunen zat ik.
'Eerste keer', vroeg een aardige in plastic verpakte leeftijdgenoot.
'Nee', zei ik.
'Dus niet zenuwachtig?'
'Tuurlijk niet, stelt niks voor.'
Ik wilde nog toevoegen 'als je drie kinderen hebt gehad', maar ik dacht 'nu maar eens niet, Jet'.
Ik moest de pijlen volgen naar de uitgang. Ik kwam langs hokje 5, waar de kut scheldende vrouw net een enorme hoestbui had. Het testmeisje stond er in hulpeloze afwachting naast, het wattenstaafje aarzelend in de aanslag.
Niet veilig hier, dacht ik, en ik zette er maar weer een drafje in. Hoe eerder ik in mijn auto zat, hoe beter.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten