zondag 24 januari 2021

Dag 319. Het is tijd

Het was een droevige zondag. Om half drie reed ik mijn auto aan gort. Hoe precies weet ik niet, maar ergens tussen de Pater Stormstraat en de Jan van Arkelweg verloor ik iets. Zo klonk het tenminste, maar toen ik in mijn achteruitkijkspiegel keek, zag ik niks liggen op het wegdek. Ik had moeten stoppen, denk ik nu, want dat doe je als er iets van je auto af valt. Maar ik had haast, want S stond te bibberen op de Emelaarseweg. Erna leek het alsof ik een wiel miste, wat niet zo was, ze zaten er alle vier aan. Het was een onbestemd gevoel, vooral bij bochtjes en hobbels. Toch niet weer een schokbreker, dacht ik, want zo voelde het, iets ving de schokken niet op, vooral niet toen ik de verharde weg verliet en het woeste achterland binnen denderde.

'Er is iets mis', zei ik tegen S. Ze klepte nog even door over haar paardrijrit, maar toen merkte ze het ook. Voorzichtig reed ik naar huis. 
'Het is tijd', zei ik, en ik klopte even op het dashboard, 'Ik zal je missen ouwe jongen'. Alleen vrouwen doen dat geloof ik, zich hechten aan hun auto. Maar deze auto had veel meegemaakt en veel gezien en ik vond het niet kies om hem zomaar te dumpen, zonder enkele verzachtende woorden van liefde en dankbaarheid tot hem te spreken.

Thuis belde ik mijn zoon om het te vertellen. Hij maakte meteen allerlei plannen, met een krik en nog meer vermoeiends, maar ik zuchtte bedroefd.
'Nee', zei ik, 'Het is tijd.'
'Koop nou niet meteen een of ander gaar autootje, alleen maar omdat je vervoer nodig hebt', zei hij.
'Ik rij in een Daewoo, zoon', riep ik, 'veel gaarder kan het niet worden.'

Toen ging ik de trap bekleden. Met ammoniak, een doek en een stanleymes. 
Daarna bestelde ik Chinees en was de zondag voorbij. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten