Om kwart voor 1 's middags werd ze geboren na een voorbeeldige bevalling met een spannend slot, want ze ademde niet. De Surinaamse verloskundige, die ik een kwartier eerder nog had verwenst omdat ik van de Heer niet mocht vloeken in mijn ergste barensweeën, tikte haar op haar voetzolen, zoals de regels luidden. Tap, tap. Toen dat niet hielp en haar vader zelf bijna stikte van angst, hield ze haar ondersteboven en sloeg haar ferm op de billen en daar ging ze, happend naar lucht schoot ze de wereld in.
Even later lag ze in haar plastic wiegje, met één oog glurend naar haar gloednieuwe omgeving. Haar gezichtje donker en verfrommeld, haar neusje platgedrukt. Ze keek een beetje boos. Haar vader keek mij aan. 'Wat is ze zwart, hè', zei hij.
Even later lopen we samen langs de velden. We praten over werk, collega's, overuren en over haar cliënten, die ik inmiddels ook allemaal een beetje ken. Ik kijk haar van opzij aan. Haar mooie, open gezicht, haar blije lach, haar felle ogen. Ze is 25 jaar oud nu en zondag was het 25 jaar geleden dat mijn moeder en haar naamgenoot stierf.
'Is dat een vogel of een drol', vraag ik en wijs naar een vreemde, zwarte vorm op het pad. Ze tikt ertegen met haar voet. 'Een tak', zegt ze. Waarom zie je overal van die rare dingen in.'
Geen opmerkingen:
Een reactie posten