woensdag 3 februari 2021

Dag 329. Decorum

Het is 11.49 en ik neem plaats achter mijn laptop. Tijd voor de studie. Een half uur later zit ik nog net zo. Ik staar naar buiten. In de straat schuifelt een oude man moeizaam voort, zijn zwarte jas glimt van de regen. Wat als hij valt, denk ik. Maar hij strompelt door en belt aan bij het lawaaiige en kinderrijke gezin dat in de zomer graag mag schreeuwen en lallen op de oprit. Dat is nieuw, denk ik, want na 11 maanden weet je wel wie wie is in de straat. Ik denk even terug aan mijn eigen opa. Ik had er twee, maar opa Amsterdam was dichterbij, letterlijk en figuurlijk. Een lieve man die ik behalve op zijn doodsbed in nooit iets anders heb gezien dan in 3-delig grijs.

Mijn oma had type 1 diabetes. Ze had geen gemakkelijk leven, maar was ook een tikje hypochondrisch en had nogal wat psychosomatische klachten. 'Als ik dan nog leef', was een veelgehoorde uitspraak. Opa Amsterdam stond elke ochtend om 7 uur op, luchtte en zoog de woonkamer, kamde op zijn knieën het hoogpolige kleed (ja, echt) en bracht mijn oma vervolgens ontbijt op bed. En terwijl zij haar beschuitje at en haar thee dronk, diende hij haar de ouderwetse varkensinsuline toe, met een formaat spuit die S de stuipen op het lijf zou jagen. Zoiets heet tegenwoordig mantelzorger, maar toen nog gewoon echtgenoot. Een beetje sullige, maar toch, tot de dood ons scheidt. Mijn opa was een preutse man. Mijn oma zei eens dat ze hem nog nooit bloot had gezien en als wij tijdens de zondagse borrel in onze jeugdige overmoed grofgebekt over seks praatten, zat hij er wat ongemakkelijk bij. Wel pakte hij als eerste de Panorama uit onze leesmap, maar dat is dan waarschijnlijk ook het meest pornografische dat hij ooit onder ogen heeft gekregen. Voor de sport, zei hij dan. Tot aan zijn dood bleef hij de Duitsers Moffen noemen, vreesde hij de invasie van de communisten, gaf hij mijn moeder af en toe stiekem geld en hield hij van schaken en van ons, mijn broers en ik.  

Ik lijk in niets op mijn opa. Maar ik ben het op dat ene punt met hem eens: een beetje decorum in dit liederlijke bestaan kan geen kwaad. De realiteit is smerig. Oud worden, ziek worden, aftakelen, de dood, het stinkt. Dus laten we het in 3-delig grijs doen. Voor de familie en andere nabestaanden.

Het mannetje komt weer naar buiten. Hij zwaait naar een onzichtbare hand achter het keukenraam en stiefelt de straat uit, in zijn natte jas, zijn vaalgrijze joggingbroek en op Wibraschoenen.
Wat als hij valt, denk ik. Daar is hij niet op gekleed. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten