Hoe overleef je de coronacrisis. Dagelijkse notities van een moeder en dochter in isolatie
zondag 7 februari 2021
Dag 333. Zuster Anna
Ik was vast een kat in een vorig leven, ik slaap graag en houd niet van sneeuw. En toch trok ik vanochtend mijn laarzen aan, wikkelde een das om en zette zelfs zo'n belachelijke gebreide muts met pompon (die je eigenlijk na je tiende niet meer mag dragen) op mijn hoofd en ging naar buiten. Nou, dat valt reuze mee, dacht ik, en met een blij gemoed liep ik de straat uit. Maar toen ik linksaf de hoofdstraat insloeg, werd ik verrast door een zeer felle en ijskoude wind die dwars door mijn kleding blies. Ik hapte naar adem, knipperde met mijn ogen en keerde in een reflex mijn rug naar de wind toe. Een wandelaar kwam me tegemoet, haar gezicht nors en rood. 'Wat een koude wind', riep ik, maar ze had overduidelijk geen zin om iets terug te zeggen. Ik liep terug de bebouwde kom in en koos een andere route. Ik passeerde een sportief gezin - eensgezind gekleed in feloranje skibroeken -, schreeuwende en lachende kinderen, een groepje duiven dat naar voedsel zocht en opfladderde toen ik dichterbij kwam. In een beschut hoekje van het koude singelwater zat een eend, eenzaam en diep in haar veren gedoken. 'Ook geen fan, hè', zei ik, maar ze keek niet op.
Een uur later stond ik bij het slaapkamerraam te kijken of ik S al zag aankomen. 'Heb je winegums bij je', had ik 3 uur eerder gevraagd, 'je weet hoe je reageert op kou.' Dat had ze. Onder de carport stond de buurvrouw in een roze pyjama te roken. Op haar voordeur was met krijt een rood kruis getekend. In de verte zag ik ze lopen, mijn dochter en haar vriend, de haren onherkenbaar wit en tot 1 stijve plak bevroren. Toen ze bijna de oprit opliepen, trok ik me terug, ik wilde niet dat ze zag dat ik me zorgen maakte.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten