Mijn autosleutel zit al in het slot als ik plots besluit te gaan lopen. Het is mooi weer en ik heb de beweging nodig. Ik ben er niet op gekleed, draag een te warme jas en verkeerde schoenen, met hakken, maar ik ben te lui om me eerst om te kleden. Na 20 minuten voel ik mijn voeten en begint de jas zwaar en warm aan te voelen, maar ik voel me goed, ik ruik de lente, het gras onder mijn voeten is zompig en groen, kinderen joelen, oude mensen lachen me toe en ik lach terug. Per ongeluk ook naar de vreemde, vieze man die met zijn raam open langzaam langs me rijdt. Hij roept iets vunzigs en even ben ik van slag, kun je niet zien dat ik van respectabele leeftijd ben, denk ik gevleid. Als ik de hoek omsla de Tolplaats op, een plein dat bij mij associaties oproept met tollenaars en ander Bijbels gepeupel, maar zijn herkomst waarschijnlijk vindt in de tijd dat we nog moesten betalen om erlangs te mogen, word ik net niet omver gereden door een oud-cliënte van me.
'Hallooo', roept ze uitgelaten en stapt van haar fiets af. 'Hoe is het', zegt ze, 'jij dik!'
'Wat zeg je?', stamel ik.
'Jij dik!', roept ze lachend en een stukje luider want de wandelaars op de Biezenkamp hadden het nog niet gehoord. Ze komt uit Ethiopië en heeft zelf een reet van Addis Abeba tot Mombassa, maar dat deert haar niet, ze vindt het een reuzegrap. Even schiet ik in de verdediging, maar dan lach ik mee, what the heck, ze heeft gelijk.
Op de terugweg kom ik een oud-collega tegen. We voeren een geanimeerd gesprek en ze zwijgt beleefd over mijn coronakilo's, zoals het hoort.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten