donderdag 25 februari 2021

Dag 351. Gezegend

Het was het jaar 2006. Ik had een stacaravan gehuurd op een fraai gelegen camping in Zuid-Limburg, die toepasselijk Mooi Bemelen heette. De folder liet een glooiend landschap zien, toeristische attracties, een weelderige camping - niet van dat burgerlijke - en niet alleen een buiten-, maar ook een binnenzwembad, altijd handig in Nederland. Het was nog niet eenvoudig geweest om een plek te vinden waar honden waren toegestaan, maar waar wij gingen, ging de hond, en zo kwam het dat ik met drie kinderen en een dikke keeshond over de A2 naar het zuiden reed.

Na aankomst bleek de camping geen binnenzwembad meer te hebben, maar, óh vreugd, wel een bingohal met travestietenshow. Het mooie terrein was half ondergescheten door de konijnenplaag en de andere helft werd permanent bewoond door de heer Tok en co. met hun chihuahua's en witgewassen Mercedessen. Ertussenin stonden enkele overjarige en zwaar verwaarloosde caravans, en een ervan was onze woning voor een week. Mijn 13-jarige zoon ging op de bank liggen, zette het teeveetje aan en bewoog de drie daaropvolgende dagen amper nog, dochter M van 11 rende naar het buitenbad en sloot vriendschap met allerhande gezellig volk gekleed in campingsmoking en badslippers en ik liep met de hond en de 4-jarige S treurig langs de aangrenzende weilanden, mezelf, mijn scheiding, en dit bespottelijke plan vervloekend.

De eerste dag was het warm en zomers. We trokken naar het nabijgelegen Valkenburg om een bezoek te brengen aan een pretpark en de beroemde maar ongekend saaie mergelgrotten. Het was geen Frankrijk, dat was wel duidelijk. De tweede dag was de zon verdwenen en zaten we rillerig bij het verlaten zwembad. In opperste verveling besloot ik het op een drinken te zetten met de eigenaars van enkele bouviers, terwijl M met een nieuw vriendinnetje de bingohal onveilig maakte. De 4-jarige hing tegen me aan en at patat.

's Avonds zette de regen in en die zou niet meer stoppen. De volgende dag was het terrein veranderd in één grote, grijze modderpoel. De konijnenstank was inmiddels ondragelijk geworden, net als de constante stroom 100% NL die uit de speakers van de kantine kwam. Ik keek naar het hondje van de buren dat die dag een roze tutu droeg, naar de tuinkabouters, de BBQ's, de satellietschotels van het trailerpark, naar mijn lamlendige zoon en naar het treurige, afgebladderde eikenfineer van de caravan en nam een besluit.

'We gaan naar huis', schreeuwde ik boven René Froger uit. M keek op. 'Maar ik ga winnen', schreeuwde ze terug. Ik sleepte haar de hal uit, zwaaide naar Hazes junior, stopte hond en kinderen in de auto en reed naar huis.

In de coronazomer van 2020 zat ik thuis.
Volgens veel mensen de ultieme straf van God. Tel je zegeningen, zeg ik.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten