'Dat is raar', mompel ik. Ik sta op en loop naar de tuindeur. Ik blijf onbeweeglijk staan. 'Wat is er?', vraagt S. 'Het is een jonge merel', zeg ik. Ze komt naast me staan. Het beestje is al flink groot, bijna zo groot als een volwassen vogel maar kan nog niet vliegen. 'Ik denk dat hij is gevallen of te vroeg uitgevlogen', zeg ik. Zoveel weet ik niet van vogels. 'Wat zielig', zegt S. 'Hou de kat in de gaten', zeg ik en ik draai de sleutel van de tuindeur om. Voorzichtig loop ik over het natte veldje naar de vogel toe. Hij houdt zich schuil tussen de donkergroene bladeren van de klimop. Ik zak door mijn knieën. 'Hey', zeg ik. Hij kijkt me aan en maakt geen aanstalten om weg te vliegen. Ik zie dat zijn staart korter is dan normaal en nog niet helemaal vol. Even knippert hij met zijn ogen, dan hipt hij weg, het dichte gebladerte in. Het schemert al, ik probeer scherp te stellen, maar zie niets meer.'Er is niets aan te doen', zeg ik, als ik weer binnen ben. 'Kun je 'm niet vangen, dat we hem houden.' 'Het leven is geen film, lieverd. Het is de natuur.' Ze kijkt zo sip dat ik eraan toevoeg: 'En misschien lukt het vliegen straks wel, is hij gewoon een beetje geschrokken. We laten hem met rust, zijn moeder weet hem wel te vinden.' Ik sluit de deur en de gordijnen.
'En jij blijft voorlopig binnen', snauw ik tegen de kat.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten