dinsdag 18 mei 2021

Dag 433. Bedje toe

Ik werd de derde keer wakker die nacht, maar nu was het wèl tijd om op te staan. Al met al had ik maar een paar uur geslapen, uren vol gewelddadige dromen - weer iets met levensgrote messen -, en ik moest mezelf dwingen om de dag te beginnen. De dag ervoor was ik naar kantoor geweest en dat had me zo gestimuleerd dat ik na mijn avondje Maxima-tv nog zeker 2 uur had liggen lezen, alsof ik 16 was met alle tijd en energie van de wereld. 'Spijt', kreunde ik nu, terwijl ik me naar de badkamer sleepte. Met een grote bak koffie zette ik me om 9 uur achter mijn laptop. 'In mijn pauze', zei ik tegen S die wilde weten wanneer ik haar naar de paarden bracht. 'Dan haal ik daarna je medicijnen op, pin geld, breng je pakketje weg en dan rij ik langs de dokter voor je verwijskaart, oké?'


Om half 1 gebeurde alles tegelijk. S stond voor me in haar rijbroek, ik werd gebeld door een psycholoog die ik al een week probeerde te bereiken en mijn zoon belde me achter elkaar op mijn privételefoon. De weg naar het lieve dorpje A was afgesloten en na een omleiding door fluorescerende mannen, zat ik de rest van de route achter een auto die 40 hard genoeg vond op een B-weg. In de apotheek hield een boze man een vlotte doorstroom tegen. Bewijs had hij, verdomme, en hij trok een medicijnrol uit zijn broekzak. De immer vriendelijk lachende assistente probeerde hem van het tegendeel te overtuigen, maar het was een ja tegen nee en dat kan eindeloos doorgaan. Ik zuchtte ongeduldig en rolde met mijn ogen naar een bloedmooie, midden-oostelijke jongeman. Hij had een dunne trainingsbroek aan, geen sokken in zijn sportschoenen en zijn donkere lokken waren in een dikke, warrige knot op zijn hoofd bijeengebonden. Ik was verliefd. Zijn grote, fluweelzwarte ogen keken heel even opzij, maar hij besloot met de arrogantie van zowel jeugd als schoonheid de oude vrouw naast hem te negeren. Even later hoorde ik hem de geboortedatum noemen van zijn moeder. Ze was 4 jaar jonger dan ik. Toen ik eindelijk aan de beurt was, behalve vermoeid nu ook zwaar gedeprimeerd, bleek het LUMC het recept niet te hebben doorgestuurd. Ze ging de huisarts bellen, zei ze, als ik even een momentje had. Toen ik 20 minuten later naar de dokter reed, realiseerde ik me dat ik was vergeten geld te pinnen. Dan maar doorrijden naar T., besloot ik, daar kon ik makkelijker parkeren. Ik was net weer thuis toen mijn zoon de straat in reed. Ik gaf hem hamburgers en wat cash, want daar maak je zonen gelukkig mee, en voerde tegelijkertijd een telefoongesprek met een begeleider. 'Is het goed als ik je straks terugbel?', appte ik mijn dochter M intussen. Toen mijn zoon de straat uitreed was het alweer tijd om de jongste op te halen. We kibbelden de hele weg terug omdat we elkaar heel vervelend vonden.

Om kwart over 5 belde een collega, via Teams.
'Ben jij ook nog aan het werk', zei ze.
'Mens, ik zit net', hijgde ik. 'Ik snap nu pas waarom vaders van jonge gezinnen zo graag op kantoor zitten.'
'Maar jij ...'
'Precies', zei ik, 'ik heb niet eens jonge kinderen.'

Ik heb M niet teruggebeld, bedacht ik 's avonds in bed. Ik voelde me schuldig, maar ook een beetje blij dat ik toch die zes kinderen destijds niet had doorgezet. Dan had ik nooit meer geslapen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.