woensdag 17 november 2021

Dag 615. Het schoolplein

Ze was een moeder van een kindje uit een andere klas en ik wist wie ze was omdat haar dochtertje precies zo heette als een beroemde filmster, met voor- en achternaam. De moeder had dat niet geweten, zei ze, het was puur toeval. Het was de enige keer dat ik met haar praatte, daar op dat schoolplein. Ik was zo’n moeder die zwijgend weggedoken in haar jas bij het hek wachtte op haar kind, ver van de groepjes doe-moeders, popi-moeders en milf-moeders. Een auti-moeder, noemde ik mezelf. De moeder van de filmster was zwanger, al een eeuwigheid leek wel, haar buik groot en rond, en dat straalde ze uit, ze was blij en gelukkig. Op een dag kwam ze niet naar school, haar dochtertje werd door oma opgehaald. Het zoemde al direct rond: het kindje was dood geboren. 

Weken gingen voorbij en toen was ze er weer. Niet meer zwanger, niet meer blij en gelukkig. In de tijd die achter haar lag was ze ouder geworden, en bleker, grauwer. Ik zag de groepjes kijken toen ze aan kwam lopen. Niemand zei iets en niemand liep naar haar toe. Ze liep als Mozes door een gespleten zee over het stilgevallen plein, precies tot aan het hek waar ik stond. Ik moet iets zeggen, dacht ik. Ik moet ernaartoe. 

Ik ben geen held. Mijn meegaandheid neemt soms zelfs buitenissige vormen aan. Niet alleen omdat ik vind dat het je plicht is om een prettig mens te zijn met enige basisetiquette en goede manieren, maar ook omdat ik gruw van confrontaties. Schelden doe ik alleen in de auto, maar dan moet je me eens horen, uit volle borst, barstend van creativiteit en met het dragende geluid van wat ooit mijn operastem was. Het valt onder therapeutisch schelden, want zo goed rijd ik zelf ook niet, en als ik een aanrijding krijg, zoals laatst, heb ik zelfs medelijden met de schuldige. 

Ik had ooit een vriendin die altijd wat te mopperen had. ‘Neen ober, het is niet naar wens, deze soep is veel te zout, wat denkt u daaraan te doen?’ Of deze: ‘Mijn vriendin hier wil dit paardenklokje van 9 euro kopen voor haar dochter, maar onderop zit een minuscuul klein krasje, hoeveel korting krijgt ze?’ Ze was opgegroeid met personeel, had geld getrouwd, en zo stond ze de hardwerkende medemens ook te woord, met een air van superioriteit die vloekte bij haar inmiddels 'gescheiden' bankrekening. Ik stond er dan met rode konen van plaatsvervangende schaamte naast, als linkse, meerdere malen gescheiden armoedzaaier uit Amsterdam Nieuw-west, en wachtte tot het voorbij was. Toen ze uiteindelijk ook mij ging corrigeren (‘ik hoef die vluchtelingenellende van jou niet te zien op Facebook, ik ben oud en moe, mag het leven ook een beetje leuk zijn?’) liep de vriendschap op zijn eind. Ik was inmiddels tot het uiterste getergd, als een overspannen elastiekje dat op knappen stond, en riep dat het leven helemaal niet leuk wás en dat ze de klere kon krijgen, en dat was dat.  

Soms moet je je lafheid opzijzetten. Je gaat naar die uitvaart, ook al ken je er niemand behalve degene in de kist. En als je dochter trouwt, dan doe je net alsof je het fijn vindt om ze te zien, je ex met zijn nieuwe Tanja. Elke vrouw heeft wel een Tanja in haar leven (en ja, ze zijn altijd blond, let er maar eens op), dat zijn nu eenmaal de doornen van het bestaan. Je gaat, je haakt niet af, je spreekt. Zieke mensen zijn geen paria's, stervenden niet, en zelfs nieuwe vrouwen van oude exen niet. Ongevaccineerden ook niet. En daarom nam ik het ter harte wat iemand eerder deze week tegen me zei. 'Jullie gevaccineerde burgers kijken weg, omdat het jullie niet raakt, dat nieuwe G2-voorstel, maar wacht maar tot ze voor jullie komen.' Hij had het niet specifiek tegen mij, zei hij, maar ik voelde me aangesproken. Ik zat al maanden in mijn bubbel en liet alles zoveel mogelijk langs me afglijden. Uit zelfbescherming, maar ook uit egoïsme. Ik was gevaccineerd, waande me veilig, en na mij de zondvloed. Mijn spreekwoordelijke ballen intussen, hingen aan de kapstok. Inmiddels weten we dat de vaccins geen zekerheid bieden en dat de sfeer in de samenleving op de spits wordt gedreven door een doof, blind en devisionair kabinet. Ieder heeft zijn eigen waarheid en weigert te luisteren naar de ander, dus ik voel me als een eekhoorn zonder eikeltjes: ik ben geen anti-vaxer, maar wil ze ook niet isoleren. Mijn bestaan, mijn aloude zekerheden staan op zijn kop. Verdomd, ik luisterde zelfs naar een toespraak van mevrouw Fleur Agema van de PVV. En als we dan toch de deksel van de put tillen: instemmend! Ja, ja, maar echt, mompelde ik zelfs. 

Die ochtend op het schoolplein, zo'n 15 jaar geleden, slikte ik mijn huiver manmoedig in, liep op haar af en zei wat ik voelde. ‘Ik weet niet wat ik moet zeggen’, zei ik. ‘Ik heb dit nooit meegemaakt, ik kan me niet voorstellen hoe dit voor je is. Maar ik vind het zo, zo verschrikkelijk erg voor je.’ 

Want soms moet dat. 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten