donderdag 17 februari 2022

Terugblik

Als ik zo af en toe eens terugblik in mijn coronadagboek, dan vind ik het jammer dat ik het niet heb volgehouden tot de verlossende woorden van de heer Ernst ons dinsdagavond bereikten. (Die ik overigens tot mijn ontsteltenis heb gemist. 'Dat was toch vrijdag?!', riep ik wrevelig.) Ik had dan een mooi overzicht gehad hoe je van een doodsbange kluizenaar transformeert in een verveelde, ongeïnteresseerde, maar goddank nog beschaafde burger, die geen enkel geloof meer heeft in politici, maar ook de heren/dames van het OMT met de nodige scepsis bekijkt. Hoe het zo heeft kunnen komen, dat zou een vraag kunnen zijn. Ik zou er een slotwoord aan kunnen toevoegen over vertrouwen, over de interne ruzies en machtsverhoudingen, de manipulaties, de mediageilheid en de roemzucht van zowel de viro- en andere logen, de politici en de coronasceptici. Van de meest bizarre complottheorieën zou ik een mooi bruggetje kunnen slaan naar de Spelen in het verrotte China, waar ze anno 2022 Friends gecensureerd uitzenden. De grappen over homoseksuelen mogen trouwens ook hier niet meer, je wordt voor minder gekruisigd. Valt er nog wat te lachen ergens? Ik durf niet meer.

Ik zou en passant natuurlijk commentaar krijgen op mijn liefde voor de F1, waarin sommige coureurs een grote mond hebben over mensenrechten en vervolgens door alle schurkenstaten karren (ik noem geen namen). Op mijn afvalscheiding terwijl ik de auto pak naar de vuilcontainer en 3 uur douche per dag. Op mijn vegetarisch eetpatroon terwijl ik naar dressuurwedstrijden kijk. Op mijn gekookte eitje, waar die kip ook niet blij mee is. Hij die zonder zonde is.. en ja, daar mag u ook zij zeggen en zelfs hen, al snap ik van dat laatste echt niet hoe je dit vervoegt en hoe je dit rijmt met hen/hun. Hoon zou mijn deel zijn, hoe dan ook, wat ik ook zeg.

woensdag 17 november 2021

Dag 615. Het schoolplein

Ze was een moeder van een kindje uit een andere klas en ik wist wie ze was omdat haar dochtertje precies zo heette als een beroemde filmster, met voor- en achternaam. De moeder had dat niet geweten, zei ze, het was puur toeval. Het was de enige keer dat ik met haar praatte, daar op dat schoolplein. Ik was zo’n moeder die zwijgend weggedoken in haar jas bij het hek wachtte op haar kind, ver van de groepjes doe-moeders, popi-moeders en milf-moeders. Een auti-moeder, noemde ik mezelf. De moeder van de filmster was zwanger, al een eeuwigheid leek wel, haar buik groot en rond, en dat straalde ze uit, ze was blij en gelukkig. Op een dag kwam ze niet naar school, haar dochtertje werd door oma opgehaald. Het zoemde al direct rond: het kindje was dood geboren. 

Weken gingen voorbij en toen was ze er weer. Niet meer zwanger, niet meer blij en gelukkig. In de tijd die achter haar lag was ze ouder geworden, en bleker, grauwer. Ik zag de groepjes kijken toen ze aan kwam lopen. Niemand zei iets en niemand liep naar haar toe. Ze liep als Mozes door een gespleten zee over het stilgevallen plein, precies tot aan het hek waar ik stond. Ik moet iets zeggen, dacht ik. Ik moet ernaartoe. 

Ik ben geen held. Mijn meegaandheid neemt soms zelfs buitenissige vormen aan. Niet alleen omdat ik vind dat het je plicht is om een prettig mens te zijn met enige basisetiquette en goede manieren, maar ook omdat ik gruw van confrontaties. Schelden doe ik alleen in de auto, maar dan moet je me eens horen, uit volle borst, barstend van creativiteit en met het dragende geluid van wat ooit mijn operastem was. Het valt onder therapeutisch schelden, want zo goed rijd ik zelf ook niet, en als ik een aanrijding krijg, zoals laatst, heb ik zelfs medelijden met de schuldige. 

Ik had ooit een vriendin die altijd wat te mopperen had. ‘Neen ober, het is niet naar wens, deze soep is veel te zout, wat denkt u daaraan te doen?’ Of deze: ‘Mijn vriendin hier wil dit paardenklokje van 9 euro kopen voor haar dochter, maar onderop zit een minuscuul klein krasje, hoeveel korting krijgt ze?’ Ze was opgegroeid met personeel, had geld getrouwd, en zo stond ze de hardwerkende medemens ook te woord, met een air van superioriteit die vloekte bij haar inmiddels 'gescheiden' bankrekening. Ik stond er dan met rode konen van plaatsvervangende schaamte naast, als linkse, meerdere malen gescheiden armoedzaaier uit Amsterdam Nieuw-west, en wachtte tot het voorbij was. Toen ze uiteindelijk ook mij ging corrigeren (‘ik hoef die vluchtelingenellende van jou niet te zien op Facebook, ik ben oud en moe, mag het leven ook een beetje leuk zijn?’) liep de vriendschap op zijn eind. Ik was inmiddels tot het uiterste getergd, als een overspannen elastiekje dat op knappen stond, en riep dat het leven helemaal niet leuk wás en dat ze de klere kon krijgen, en dat was dat.  

Soms moet je je lafheid opzijzetten. Je gaat naar die uitvaart, ook al ken je er niemand behalve degene in de kist. En als je dochter trouwt, dan doe je net alsof je het fijn vindt om ze te zien, je ex met zijn nieuwe Tanja. Elke vrouw heeft wel een Tanja in haar leven (en ja, ze zijn altijd blond, let er maar eens op), dat zijn nu eenmaal de doornen van het bestaan. Je gaat, je haakt niet af, je spreekt. Zieke mensen zijn geen paria's, stervenden niet, en zelfs nieuwe vrouwen van oude exen niet. Ongevaccineerden ook niet. En daarom nam ik het ter harte wat iemand eerder deze week tegen me zei. 'Jullie gevaccineerde burgers kijken weg, omdat het jullie niet raakt, dat nieuwe G2-voorstel, maar wacht maar tot ze voor jullie komen.' Hij had het niet specifiek tegen mij, zei hij, maar ik voelde me aangesproken. Ik zat al maanden in mijn bubbel en liet alles zoveel mogelijk langs me afglijden. Uit zelfbescherming, maar ook uit egoïsme. Ik was gevaccineerd, waande me veilig, en na mij de zondvloed. Mijn spreekwoordelijke ballen intussen, hingen aan de kapstok. Inmiddels weten we dat de vaccins geen zekerheid bieden en dat de sfeer in de samenleving op de spits wordt gedreven door een doof, blind en devisionair kabinet. Ieder heeft zijn eigen waarheid en weigert te luisteren naar de ander, dus ik voel me als een eekhoorn zonder eikeltjes: ik ben geen anti-vaxer, maar wil ze ook niet isoleren. Mijn bestaan, mijn aloude zekerheden staan op zijn kop. Verdomd, ik luisterde zelfs naar een toespraak van mevrouw Fleur Agema van de PVV. En als we dan toch de deksel van de put tillen: instemmend! Ja, ja, maar echt, mompelde ik zelfs. 

Die ochtend op het schoolplein, zo'n 15 jaar geleden, slikte ik mijn huiver manmoedig in, liep op haar af en zei wat ik voelde. ‘Ik weet niet wat ik moet zeggen’, zei ik. ‘Ik heb dit nooit meegemaakt, ik kan me niet voorstellen hoe dit voor je is. Maar ik vind het zo, zo verschrikkelijk erg voor je.’ 

Want soms moet dat. 


zondag 26 september 2021

Dag 562. Feest

Gisteren had ik een feest. Een groot feest, met een band, muntjes voor de drank en een QR controle aan de deur. Ik wist dat al vanaf mei, alleen was het al die tijd niet zeker of het doorgang zou vinden. Maar op 25 september 2021 kwam er een eind aan de meeste maatregelen. Alsof het zo had moeten zijn.

Ik had grote plannen voor dit feest. Ik zou vreselijk afvallen en er als een slanke den heen gaan. Met een Mán. Dat was mijn plan. Ik begon vol ijver aan mijn vertrouwde regime van matig en gezond, maar er gebeurde niets.

'Voor Miss Rona kwam is het me ook gelukt', riep ik verbolgen tegen kind en weegschaal. 'Waarom nu dan niet?!' 
'Misschien omdat je toen nog bewoog?', zei S, vlak voor ze de deur achter zich dicht trok. 
Ik hoorde haar kakelende lach wegsterven terwijl ze op haar fiets richting vriendje reed. 
Ook met de Mán wilde het niet vlotten. 'Allemaal kliekjes', zei ik tegen een jongere vriendin die er nog vertrouwen in had, 'net als ik'. 
Ik belde mijn oudste dochter. 'Zin in een feest?'
'Is de Paus katholiek?', was haar wedervraag.

Er hing een uitgelaten sfeer. Geen cool gedrag, geen verveelde attitude, op een paar jonge meiden na met strategisch geplaatste gaten in hun jurk en lang, dik haar. Mijn zorgvuldig geföhnde piekjes waren na een uur drijfnat, ik had in tijden niet zo lang achtereen gedanst. Verdomme, ik leek wel 20! Nou ja, toch zeker 55. Het kussen, aanraken en in elkaars oor schreeuwen was gewoon weer terug, alsof er niets gebeurd was. Op de wc was geen zeep, in de gang geen ontsmettende spray, geen pijlen, niets. Net als vroeger. Zo tegen twaalven waren mijn hooggehakte voeten veranderd in geamputeerde klompjes pijn en kreeg ik en passant nog even een glas wijn over mijn rug, ik geloof dat het van mijn dochter kwam. Zij had het inmiddels aangelegd met een van de mannen van de blazerssectie - een kale man met bierbuik van minstens 50 -, omdat ze het ambitieuze plan had opgevat om naast beroemd zangeres ook trombonist of saxofonist te worden. Hij liet haar goedig op zijn peperdure instrument blazen. Zo krijg je corona nooit de wereld uit, dacht ik nog. Toen ze hem een knuffel gaf, zag ik hem instinctief even terugdeinzen. Macht der gewoonte, denk ik. Om dit geriatrisch treffen te compenseren, scoorde ze erna het telefoonnummer van een mooie, jonge man met een flinke haardos en een geprononceerde neus. Mocht ik nog eens jong zijn, dacht ik.

Negen minuten na middernacht was het klaar. We zongen in de gang nog even onbeschaamd hard Bohemian Rhapsody met de vrijwilligers van het pand, die er ook wel weer zin in hadden. Het klonk vals en heel erg schor. 'Mamaaaa, oehoehoehoeoeoeoe', bleef mijn dochter maar roepen met dezelfde theatrale gebaren die ik zo goed van mezelf herkende uit een tijd lang, lang gelee, maar ik stond al bij de uitgang en wenkte haar, steeds dwingender. Het was mooi geweest, ik wilde naar bed. Thuis zag ik op mijn horloge dat ik 19.000 stappen had gezet.

vrijdag 28 mei 2021

Dag 443. Slotwoord

Het is 10 uur als we door een zonnige en drukke stad naar de vaccinatiestraat rijden. S checkt of ze alles bij zich heeft, voor de derde keer. Ik parkeer de auto op dezelfde plek als de vorige keer met dochter M. 'Kijk, ik kan het heus allemaal alleen', had S de vorige avond gezegd, 'maar dat volwassen zijn is zo ongezéllig'. Daarna was ze bij me in bed gekropen en hadden we samen een aflevering Heartland gekeken. Bij de ingang van de tent zeg ik dag en succes en tot zo en sterkte, maar de man met de oranje jas gebaart dat ik heus mee mag. 'Volwassen zijn doen we morgen', zeg ik en dat vindt ze fijn. Erg druk is het niet. We lopen door een lange rij afzettingen en de papieren worden 3x gecontroleerd. Het is een geoliede machine en iedereen is even vriendelijk, maar dat komt misschien ook omdat ze de enige onder de 50 is. 

Als de prik erin zit en de wachttijd voorbij, wordt ze gebeld door de assistente van de huisartsenpraktijk. "Je hebt blaasontsteking", zegt ze. 'Wat is het toch fijn om diabetes te hebben", zucht S als ze heeft opgehangen. We rijden door naar het gemoedelijke dorpje A, naar de paarden. Het warme zonlicht schittert vol op mijn voorruit en door de felle en kleurige lichtschakeringen mis ik bijna het groene autootje voor me. 'Kijk', roept S en ze schaterlacht. Ik kijk opzij, naar boven, naar haar. 'Nee, op die achterruit', zegt ze. "HET COVID VACCIN IS VERGIF", staat er op een raambrede sticker. "Te laat!', roepen we jolig, veel te hard en in koor. De man, niet ouder dan een jaar of 40 kijkt boos om, pas dan realiseren we dat ons beider ramen open zijn. 

De zomer is begonnen. 




donderdag 27 mei 2021

Dag 442. De conclusie

Ik word om half zes wakker. Ik realiseer me dat ik moet plassen, dat mijn hoofd bonkt, en dat ik gisteren niet heb geblogd. Distantie is het woord dat in me opkomt als ik naar mijn state of mind kijk van de laatste weken. Ik ben altijd al aardig introvert geweest, maar nu neemt het zorgelijke vormen aan. Ik distantieer me nu opzettelijk van mens en omgeving. Bij het zoveelste afscheid van een collega luister ik via beeldbellen naar de speeches, kijk naar de afscheidscadeaus, het een nog creatiever bedacht dan het ander, en verveel me. Ik neem geen deel, ik hoor er niet bij, ik ben nu officieel een buitenstaander. Ze lachen met zijn allen, zij die in levende lijve bij elkaar zitten, de enkele collega's die net als ik toeschouwer zijn via de digitale weg, kijken welwillend glimlachend maar zwijgzaam toe. Ik teken. Ik heb heel wat getekend tijdens corona, blocnotes vol. Intussen luister ik naar de stroom van woorden die via mijn headset mijn brein binnendringt. Woorden van jonge mensen die nog warmlopen voor de oppervlakkige interactie tussen mensen, alles is nog nieuw, zinvol, hoopvol. Niet de platgetreden paden, de loze beloftes en de gebakken lucht die ik hoor. Het perpetuum mobile van ons bestaan. Ik heb geen idee hoe ze mij zien. Somber, zwijgzaam, grappenmaker, onaangepast, incapabel, beetje vreemd? Oud? 

Ik heb altijd min of meer mijn eigen plan getrokken in mijn leven, zonder me veel aan te trekken van de heersende opinie (lees: waan van de dag), maar als er iets is dat deze pandemie me heeft opgeleverd, is dat wel het besef dat ik veel te veel tijd besteed aan piekeren over wat een ander van me vindt. Een jaar je niet hoeven te bekommeren om het imago dat je uitstraalt, dat was een enorm voordeel. Je trekt de trui aan die lekker zit, schoon is, en warm genoeg. Het boeit je niet langer of hij dik maakt, dat hij slobbert of dat hij niet de juiste zakelijkheid uitstraalt. Je bent jezelf als je grappen maakt met zakelijke contacten omdat er niemand meeluistert om je heen. Je luistert beter naar de nood van je cliënt, vergeet af en toe dat je een professional bent en steekt je digitale hand en hart uit. Geen controle, geen toezicht, geen opinie. Je doet het omdat jij vindt dat het goed is. Een pandemie zo af en toe levert ook pluspunten op. Net als een oorlog. Je wordt je bewust van de hoeveelheid ruis in je leven en wat er echt toe doet. Zoals een collega in haar afscheidstoespraak het gisteren verwoordde: we verliezen door alle protocollen, het papierwerk en de nevenactiviteiten uit het oog waar het echt om gaat: de klant.

En zo is het in het leven ook. Waar draait het om, wat wil je echt, wie ben je echt. Veel heb ik niet gemist het afgelopen jaar, behalve liefde. Ook een platgetreden pad, maar eentje waarop ik de komende jaren nog graag wat stappen wil zetten.

Vanavond schrijf ik mijn laatste coronablog.  Dan heeft S haar 1e vaccinatie gehad. En kunnen we langzaam weer toe naar een leven zoals het leven bedoeld is. Met elkaar.